Werken in de advocatuur is topsport. Niet overal en altijd in dezelfde mate, maar toch. Er wordt veel van je gevraagd, je moet soms nachtenlang lang doorwerken en continu klaar staan voor je cliënt. Nooit verslappen, altijd on the go.

Toch een paar kanttekeningen. In de eerste plaats vinden veel advocaten zelf dat het wel wat minder mag. Gevraagd naar de balans tussen werk en privé geeft dit jaar 30% aan dat er op dat punt wat schort. Vorig jaar was dat zelfs 40%.

In de tweede plaats blijkt uit drie interviews met jonge partners dat ze wel degelijk paal en perk stellen aan de continue bereikbaarheid en beschikbaarheid, zeker als er kinderen in het spel zijn. Hard werken prima, maar aan momenten van onverdeelde aandacht voor de kids wordt niet getornd.

Puntje drie: de dames van Zo Zuidas schreven al eens een column over de ‘aanwezigheidscultuur’ op de Zuidas. Er wordt soms keihard gewerkt, maar er wordt ook veel gelummeld en langdurig geluncht. Advocaten – en andere zakenlui in de kantoorjungle – hebben het ook heel druk onderling met elkaar.

Tot slot, ik kom vrijwel dagelijks op redelijk christelijke tijden op de Zuidas. Ik zie dan toch altijd veel suits, net als ik met gezwinde spoed onderweg naar kantoor of naar huis. Er zijn ook een paar advocatenkantoren waar je naar binnen kunt loeren. Misschien zitten ze altijd net aan de dis op mijn moment van passeren, maar die kamers zijn best vaak leeg.

Maar goed, topsport dus. Zorg voor die balans! Om met Joop Zoetemelk te spreken: “De Tour de France win je in bed.”


Lucien Wopereis, hoofdredacteur

Het speelveld: de arbeidsmarkt

Het is tijd voor andere advocaten

Millennials, Meesters in Multitasken