GOUDEN ZANDLOPERS - OEUVRE
Jaap Winter
Pleitbezorger van de menselijke maat
‘Het was
het harde
advocatenwerk,
er werd gegooid
en gesmeten’
Of Jaap Winter nu vertelt over zijn werk als wetenschapper, advocaat, bedrijfsjurist of bestuurder: een constante is zijn pleidooi voor de menselijke maat. Zelf nadenken, oog hebben voor anderen, luisteren, niet alleen nemen maar ook geven, jezelf en anderen bevrijden uit de dwangbuis van doorgedraaide streefgetallen en prestatiedruk. Vrijheid en daarmee ook verantwoordelijkheid, dat is waar het volgens hem om gaat.
Door: Lucien Wopereis | Foto’s: Roel Dijkstra Fotografie
De student en de promovendus
“Ik wilde na de middelbare school maar één ding: sporten. Ik was fanatiek bezig met atletiek en basketbal. Ik wilde dan ook een sportopleiding – de ALO – gaan doen. De rector van school en mijn vader staken daar een stokje voor: je gaat iets met je hoofd doen, je kunt daarnaast zoveel sporten als je wil, zeiden ze.
Ik voelde wel iets voor bedrijfskunde. Dat was toen nog een kopstudie, je moest eerst de propedeuse halen in een andere studie. Het werd rechten. Dat ging heel goed. Ik werd gegrepen door het vak: het talige van rechten vond en vind ik erg leuk. Het recht bestaat immers alleen in taal. Het logisch ordenen, deduceren: ik had er lol in. Dus ben ik met rechten doorgegaan. Na mijn studie kon ik zowel bij staats- en bestuursrecht als bij ondernemingsrecht promoveren. Dat vond ik een lastige keuze. Uiteindelijk koos ik voor ondernemingsrecht, omdat de private wereld mij meer aansprak dan de omgeving van de overheid. Promoveren was in die tijd geweldig: het kwam neer op vijf jaar lang betaald doorstuderen. Je moest ook lesgeven, maar dat vond ik heel leuk om te doen. Ik schreef artikelen, werkte aan mijn proefschrift en wisselde veel kennis en ervaring uit met andere jonge collega’s in de vakgroep. Voor mijn gevoel had ik eindeloos veel tijd en vrijheid. Dat is nu anders. Als voorzitter van de Vrije Universiteit heb ik gezien hoe wetenschappers onder grote druk staan: ze moeten veel les geven aan grote groepen studenten, scripties nakijken, tentamens afnemen en over alles wat ze doen voortdurend verantwoording afleggen. In sommige disciplines, waaronder de juridische, is er nauwelijks tijd en geld beschikbaar voor het doen van onderzoek. Die enorme prestatiedruk leidt in bepaalde gevallen tot angst en uitstelgedrag. Mijn zoon heeft een grappig tekstje in zijn WhatsApp staan: ‘I put the pro in procrastination’.”
De advocaat
“Na mijn promotie werd ik advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek in Den Haag. In overleg besloten we dat ik eerst maar eens een tijdje Intellectuele eigendom zou gaan doen. Ik leerde procederen. Het ging over squashrackets en kapotte liften, om maar wat te noemen. Het was het harde advocatenwerk, er werd gegooid en gesmeten. Binnen 24 uur een kort geding, dat kon zomaar gebeuren.
Ik heb er veel geleerd, maar na een jaar besloot ik terug te keren naar mijn eigen stiel: het ondernemingsrecht. Het waren de jaren van de opkomst van de M&A. We kwamen uit de crisis van de jaren tachtig van de vorige eeuw, en het aantal transacties groeide sterk. We deden als jonge advocaten heel veel zelf, en mijn praktijk groeide.”
De bedrijfsjurist
“Bij Unilever bestond de traditie van de juridisch adviseur van de Raad van Bestuur, vaak met een wetenschappelijke achtergrond. Die positie werd bezet door Harry Honée, en hij belde mij of ik hem wilde opvolgen. Dat heb ik gedaan, ik heb uiteindelijk zes jaar bij Unilever gewerkt, waarvan twee in Londen. Harry was een begrip in de wereld van het ondernemingsrecht en een enorme gangmaker op feesten en partijen. Ik heb een jaar met hem samengewerkt, dat was misschien wel de leukste periode in mijn carrière. Er waren uiteraard serieuze zaken aan de orde, en hij was naast gangmaker ook een scherpe analist met een rechte rug, maar we hebben enorm veel gelachen. Morris Tabaksblat was de CEO van Unilever. Ook aan hem denk ik met veel warmte terug. Menselijk, erudiet, oog voor verhoudingen, veel luisteren, scherp in zijn analyses. Ik heb veel van hem geleerd. Werken als bedrijfsjurist is heel anders dan werken als advocaat. Als advocaat kom je binnen als er problemen zijn, of als er over een transactie moet worden onderhandeld. Je doet je ding en gaat weer weg. Je praat als advocaat vooral met andere juristen. Als bedrijfsjurist ben je ook aan het begin en na afloop van de transactie of procedure betrokken. Je zit in het hele proces: aanloop, escalatie of transactie en afhandeling. Je praat ook met andere mensen, mensen die niet noodzakelijkerwijs jouw taal spreken: financiële mensen, bestuurders, marketeers. Voor mij was het een eyeopener.”
‘Werken als
bedrijfsjurist
is heel anders
dan werken
als advocaat’
De partner
“Ik raakte betrokken bij de ontwikkeling van het ondernemingsrecht op Europees niveau. Mijn oratie als hoogleraar in Rotterdam ging over het probleem van grensoverschrijdend stemmen door aandeelhouders, een probleem dat alleen de EU kan oplossen, lidstaten individueel niet. Ik werd gevraagd lid te worden van een adviesgroep voor de Europese Commissie over hoe het ondernemingsrecht zich in de EU zou moeten ontwikkelen. Enkele grote lidstaten stonden lijnrecht tegenover elkaar. Europees commissaris Frits Bolkestein vroeg mij om voorzitter te worden van de adviesgroep: dat moest, vanwege de conflicten, iemand zijn uit een kleine lidstaat. Het werken in deze adviesgroep was een hoogtepunt in mijn carrière. Ik heb genoten en erg veel geleerd van het hoge niveau van onze discussies, er stond ook veel op het spel in de EU. Deze publieke rol als voorzitter van de adviesgroep was uiteindelijk moeilijker te verenigen met mijn rol als bedrijfsjurist bij Unilever. Kort en goed: voor Unilever was de ontwikkeling van het Europese ondernemingsrecht maar zijdelings van belang. Ik keerde terug bij De Brauw, nu als partner. Daar ging ik me door de jaren heen steeds meer richten op het adviseren van commissarissen en bestuurders van ondernemingen. Het oplossen van conflicten tussen bestuurders en commissarissen, leiderschapsvraagstukken, de boardroom effectiever maken.”
‘Als ik ooit
zelf nog iets
zou willen
leiden, dan
zou het een
universiteit
zijn’
De bestuursvoorzitter
“Ergens in die jaren zei ik tegen mijn vrouw: als ik ooit zelf nog iets zou willen leiden, dan zou het een universiteit zijn. Ik was dat weer vergeten toen ik werd gebeld met de vraag of ik bestuursvoorzitter van de Vrije Universiteit in Amsterdam wilde worden. Ik vond de Vrije Universiteit altijd al een sympathieke universiteit, met een heel eigen, belangrijke rol in dit land. Ik heb ja gezegd, vooral om een uitdaging aan te gaan die iets heel nieuws van me zou vragen. Het ging niet meer om mijn kennis van het recht, nu werden mijn eigen leiderschapsvaardigheden aangesproken. Het werpt je terug op de vraag wie je bent als mens en waar je voor staat, vooral als het moeilijk is. En het was moeilijk in de tijd dat ik kwam. Er moest bezuinigd worden, en veel universitaire hoogleraren en medewerkers waren ontevreden. Ze waren terecht gefrustreerd dat de universiteit meer en meer werd gerund als een koekjesfabriek: hoe meer diploma’s en publicaties hoe beter. Er zat veel conflict en spanning. Ik heb er soms slapeloze nachten van gehad. Het heeft twee jaar geduurd voordat die spanning afnam en we met elkaar in staat waren vooruit te kijken, naar wat voor universiteit we wel willen zijn. In die periode was ik met mijn gezin in Bhutan, het bergstaatje in de Himalaya. Daar maakte ik kennis met het concept van het Bruto Nationaal Geluk. Men wil wel meer welvaart, maar niet ten koste van welzijn. Bhutan kijkt gedisciplineerd naar een brede set van parameters om vast te stellen of het de bevolking en het land goed gaat. Dat idee heb ik mee teruggenomen naar de universiteit: wat wij als VU te leveren hebben, is niet alleen maar diploma’s en publicaties, maar wat ik heb genoemd Bruto Academische Waarde. In de uitwerking gaat het daarbij om drie dingen: vorming van studenten voorbij de kennis van hun studie, dienstbaarheid aan de samenleving en diversiteit en inclusiviteit. Een concrete uitwerking hiervan is het programma a broader mind waarvan de pilot zojuist is gestart. Uiteindelijk willen we dat alle bachelorstudenten dit aanvullend programma gaan volgen, waarbij ze leren nadenken over zichzelf, de wereld waarin we leven en hun rol in die wereld. Wat kunnen ze bijdragen? Niet alleen halen, maar ook brengen. Ik vind het belangrijk dat dat zaadje tijdens de studie wordt geplant. Ik ben erg trots op het programma.”
De wetenschapper en adviseur
“Na vier jaar ben ik gestopt als bestuursvoorzitter. Ik heb van het werk genoten, vanuit een moeilijke situatie samen weer richting vinden, maar het was ook heel veel vergaderen. Je bent voortdurend in bespreking. Ik begon het zelf nadenken en creëren te missen. Ik ben nu bij Phyleon Governance & Leadership weer adviseur in boardroom dynamics. Ik adviseer commissarissen en bestuurders over hoe ze hun interactie kunnen versterken, over menselijke ervaring en gedrag binnen governance verhoudingen. Verder ben ik deeltijd hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en de VU, en visiting professor bij Insead in Frankrijk. De laatste jaren houd ik me steeds meer bezig met de zorg over de ontmenselijking van de organisatie. Door een combinatie van factoren, zoals de overmatige bureaucratie, het sturen van mensen op targets en kritieke prestatie-indicatioren, omvangrijke variabele beloning en bij beursvennootschappen nog de manier waarop de kapitaalmarkt en beleggers de onderneming reduceren tot een bundel activa en passiva die kunnen worden verkocht, raakt uit het zicht wat wij menselijkerwijs belangrijk vinden, wat we graag willen dat onze kinderen leren. De menselijke inspiratie, maar ook het menselijke vermogen om te beoordelen en in complexe situaties belangen af te wegen, doen er steeds minder toe. Juristen hebben volgens mij op dit punt een bijzondere verantwoordelijkheid. Zij moeten niet alleen zeggen wanneer iets in strijd is met de regels, maar ook de vraag stellen of iets dat binnen de regels past wel goed is om te doen. Anderen gaan er vaak vanuit dat als het niet verboden is, het dus goed is om te doen. Juristen moeten ook waken voor de integriteit van de organisatie, en dat vraagt meer dan alleen een juridische afweging.”
‘Juristen
moeten ook
waken voor de
integriteit van
de organisatie’
De jury over Jaap Winter
‘Met de uitreiking van de eerste Oeuvre Award aan een gevierd jurist zet de jury tegelijkertijd een standaard voor de toekomst. Het is immers geen kunst om ruim ervaren juristen te vinden die uitmuntend zijn in hun werk. Wie heeft er nu echt veel betekend voor het juridische vak, en draagt zijn of haar visie hierop ook actief uit? De toon wordt daarom gezet door de eerste Oeuvre Award toe te kennen aan Jaap Winter. Een kleurrijke en tegelijk bescheiden persoonlijkheid, die in de loop der jaren actief is geweest op alle mogelijke terreinen binnen het juridische veld. Hij is onder meer advocaat en partner geweest bij De Brauw Blackstone Westbroek, bedrijfsjurist bij Unilever en zowel hoogleraar als bestuursvoorzitter bij de Vrije Universiteit in Amsterdam. Winter heeft hiermee onbetwist een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het vak en verdient als geen ander de eerste -Oeuvre Award van de -Gouden Zandlopers.’